Alleen de naam al, krachtig, het heeft iets oers in zich. Iets wat vroeger, klaarblijkelijk, al door de naamgever werd gezien.
Rustig foerageert hij tussen stenen, manoeuvreert door stroomversnellingen, flankend in diepe poelen, of soms op traagstromende ondiepe stukken van de rivier. De vis roept herinneringen op, zeker als hij zich laat zien op deze ondiepe stukken. Met veel plezier denk ik dan terug aan die dagen op de flats, kilometers wadend in kniediep warm water op zoek naar die prachtige zilveren schoonheid met dat krachtige lichaam. Albula Vulpes klinkt toch vrouwelijk, of ben ik de enige met deze gedachtegang? Enfin, ik ben verliefd geworden op die zilveren schoonheid met haar goddelijke lichaam. Mijn omgeving verklaart me voor gek, ach en misschien hebben ze wel gelijk ook.
Maar als je nu het zilver eens in goud verandert, dat bekkie met vier baarden aanschouwt en het zoute voor het zoete verruilt, dan ben je een heel eind op weg. De mannelijke zoete gouden versie voor de laaglanden?
Het is tropisch warm in de eifel. Het zweet gutst me van het voorhoofd, als ik het landweggetje afdaal richting het verlaten weiland in een diep dal ergens aan de kyll. In de verte hoor ik de stroomversnelling, die zich bij de doorwaadbare plaats bevindt. Hier gaat het bos over in een groene vlakte. Aan de ene kant van de oever bevindt zich een steile helling bedekt met bomen en rotsen en aan mijn kant het weiland gelegen tussen de bossen. Een prachtig gezicht, waar de tijd even stil lijkt te staan. Twee buizerds cirkelen rondjes over de toppen van de flinke hoge steile wand. Struinend loop ik nu langs de kant op zoek naar azende vis. Links springt een alvertje en even verderop zitten enkele kopvoorns te rommelen aan de oever. Onder de overhangende takken aan de overkant aast een vis wat een forel lijkt zijn. Een flinke kolk een paar meter verderop krijgt mijn aandacht. Dit is geen normale kolk, het lijkt meer een staart of iets dergelijks. Het water is hier nog geen 30 centimeter diep en kraakhelder. Het stroomt erg traag. En dan zie ik de silhouet. Barbeel, kan niet missen! Hij is druk aan het wroeten in de bodem op zoek naar kreeftachtigen en insectenlarven.
Ik knoop een hazeoor goudkop, haakje 14 aan het eind van mijn leader en werp drie meter voor de drukbezige meneer in. De stroming doet de rest en neemt de imitatie rustig over de bodem mee, hoppelend van steen naar steen. Alles kan gevolgd worden en het moment gaat naderen. Nog een meter, een halve meter, de spanning stijgt. Ongeduldig kijk ik of hij de goudkop pakt. Maar nee hoor, de imitatie hopt gewoon verder, 10 centimeter langs zijn neus en hij aast gewoon door alsof er niets aan de hand is. Nou ja zeg! Een tweede en een derde worp krijgen hetzelfde vervolg. Dan maar eens een vlokreeft imitatie proberen, groen van kleur. Weer werp ik in, ondertussen wat meters opgeschoven met de vis mee. Een meter, een halve meter, vol goede moed volg ik het groene gevalletje. De barbeel maakt een kleine beweging naar links, even is er een rukje aan de leader, een tikje en ze hangt. Staat vervolgens even stil, het lijkt erop alsof ze niet weet wat er gebeurt, nadenkt wat ze nu gaat doen, en dan, weg is ze. In een streep naar de overkant, daar waar de stroming harder is en een diepe geul heeft gemaakt. Wat een kracht heeft dat beest zeg, ik zie warempel de backing! Hevig vechtend is hij nu in de stroming bezig mijn vijf flink aan het kromtrekken. Hij schiet richting een in het water liggende tak, de slimme krachtpatser. Het is nu buigen of barsten. Ik loop langs de oever om nog enigszins controle te krijgen. Eindelijk krijg ik beweging en weet hem van de tak weg te houden. Heel langzaam komt de vis nu mijn kant op. Drillend op de reel, meter na meter terug pakkend. Het goud blinkt in de felle zon als ik hem in mijn handen aanschouw. Een dikke vijftiger, flinke baarddraden en in een puike conditie. Kortom een mooie vis, met ongekende kracht, de Barbus Barbus.